Veiligheidstegels | Valdempende ondergrond Speeltoestellen I Securiton

Valdemping

In het Warenwetbesluit Attractie- en speeltoestellen zijn de regels vastgelegd, waaraan speeltoestellen en bodemmateriaal moeten voldoen. Het zijn Europese normen, de EN 1176 voor speeltoestellen en EN 1177 voor het bodemmateriaal. De regels zijn niet van toepassing op particulier terrein.

Het bodemmateriaal moet van dien aard zijn, dat de kans op letsels voor kinderen geminimaliseerd wordt, moet dus “valdempend” zijn.

Uit de wet vloeit tevens voort, dat de veiligheid van het speeltoestel en het bodemmateriaal een verantwoordelijkheid is van de producent en van de beheerder van een de speelplaats, hetgeen doorslaggevende gevolgen kan hebben voor de aansprakelijkheid ingeval van letselschade.

 

De wetgeving voor de bodem op speelplaatsen regelt 2 belangrijke eisen, waaraan de bodem moet voldoen, t.w. de “vrije valhoogte” en de “opvang- en obstakelvrije zone”. Vreemd genoeg wordt in de wetgeving geen enkele eis gesteld aan het in de ondergrond aanwezig zijn van voor kinderen en milieu schadelijke stoffen.

Veiligheid Speelplaats -  Verplichte hoogte schommelVeiligheid Speelplaats - Verplichte hoogte klimtoestel

Verplichte hoogte schommel                  Verplichte hoogte klimtoestel


Op deze pagina kunt u verdere informatie vinden over valdemping en de wetgeving hierover. De volgende onderwerpen worden verder uitgelicht:

  • Vrije valhoogte
  • Opvang en obstakelvrij zone
  • Voorkomend bodemmateriaal
  • Valdempingsonderzoek in het laboratorium
  • Valdempingsonderzoek op locatie
  • Hoe wordt de valhoogte precies bepaald ?

Vrije valhoogte

De normen voor bodemmateriaal zijn vastgelegd in de EN 1177 en komen er in het kort op neer dat afhankelijk van de hoogte van waar een kind uit een speeltoestel kan vallen, de ondergrond een minimale valdemping dient te hebben. Dus indien een rekstok 1.20 m hoog is, dan moet de valdemping onder die rekstok een waarde hebben, die minimaal overeenkomt met die 1.20m. Dit wordt de “kritische oftewel vrije valhoogte” genoemd.

De vrije valhoogte van een toestel mag niet hoger zijn dan 3 meter. Onder de 60cm is er weliswaar geen verplichting om een valdempende ondergrond aan te leggen, maar dit wordt uit veiligheidsoverwegingen wel geadviseerd.

Hieronder een voorbeeld van zo’n rekstok :

 

Veiligheid  Speelplaats - Vrije valhoogte bij een rekstok

Vrije valhoogte bij een rekstok     H = vrije valhoogte (afstand rekstok loodrecht tot de ondergrond)

 

Opvang en obstakelvrij zone

Voorts worden eisen gesteld aan de oppervlakte en dus hoever de valdempende ondergrond rondom het speeltoestel dient te liggen. Men noemt dat de “opvangzone” van het betreffende speeltoestel. Deze opvangzone is afhankelijk van de valhoogte van het toestel met een minimum van 1.50 m en een maximum van 2.50 m. Om letsels op de valdempende ondergrond zoveel mogelijk te voorkomen, mogen in deze opvangzone geen obstakels worden geplaatst. Onderstaande grafiek is opgenomen in de normen. Hieruit kun je precies aflezen welke opvangzone voor het speeltoestel moet worden gehanteerd.

 

Veiligheid Speelplaats - Verhouding afmeting opvangzone  en valhoogte

 

 

Voorkomend bodemmateriaal

De meest voorkomende valdempende ondergronden zijn:

  • Zand
  • Grind
  • Houtsnippers
  • Boomschors
  • Tegels van kunsthars en vermalen autobanden (granulaat)
  • Rubbertegels, verankerd in beton
  • Kunstgras
  • In-situ rubber

 

Valdempingsonderzoek in het laboratorium

Ingevolge het Warenwetbesluit Attractie- en Speeltoestellen is in Nederland het Liftinstituut B.V. aangewezen om in het laboratorium onderzoek te (laten) doen naar de valdemping van ondergronden voor speeltoestellen. Het keuringslaboratorium van ISA- Sport te Papendal is in dit soort onderzoeken gespecialiseerd. Na zo’n onderzoek wordt het betreffende materiaal gecertificeerd met een Certificaat van Typeonderzoek, waarin de maximale valhoogte staat vermeld. Dit Certificaat dient ertoe om te kunnen aantonen, dat het juiste materiaal is aangeschaft.

 

Valdempingsonderzoek op locatie

Het certificaat van een materiaal geeft nog geen enkele garantie, dat na verloop van tijd de valdemping nog overeenkomt met de hoogte van het speeltoestel. Denk bijvoorbeeld maar eens aan houtsnippers of boomschors, die bij gebruik al heel snel spoorvorming tonen. Of die tegels van autobanden granulaat, waarvan de stukjes autoband loslaten op de plaatsen waar de kinderschoentjes het vaakst landen.

 

 

Tegels van kunsthars met vermalen autobanden

Tegels van kunsthars met vermalen autobanden

 

Bij intensief gebruik van de speelplaats (hetgeen natuurlijk de bedoeling is bij aanschaf) kan het zomaar zijn, dat de valdemping lager, en soms zelfs beduidend lager is dan in het certificaat staat aangegeven. Ingeval van een letselschade, als gevolg van een val op de ondergrond, kan – indien een te lage dempingwaarde blijkt – de beheerder, c.q. eigenaar aansprakelijk worden gesteld omdat deze verantwoordelijk is voor het onderhoud van speelplaats.

De Voedsel en Waren Autoriteit (VWa) ziet toe op de naleving van het Warenwetbesluit. Zij kan dus op verzoek of op eigen initiatief onderzoek doen naar de valdemping ter plekke. Zo heeft zij in 2006 nog een uitvoerig breedte onderzoek gedaan naar de valdemping op speelplaatsen.

 

Hoe wordt de valhoogte precies bepaald ?

Het meten van valhoogtes is aan zeer strenge Europese normen gebonden. Gekozen is voor een in Amerika ontwikkelde methode om de vertraging te meten, die het dempende materiaal vertoont bij inslag. Daarvoor wordt een aluminium bol gebruikt, waarin zeer gevoelige meetapparatuur is verwerkt, die regelmatig dient te worden gekalibreerd (geijkt). De waarde per val wordt uitgedrukt in z.g. HIC – eenheden. Deskundigen hebben vastgesteld, dat de HIC waarde 1000 de bovengrens is van wat acceptabel is om hoofdletsel zoveel mogelijk te voorkomen